Je bevindt je nu in het tabblad Grafiek en je grafiek is geplot. Je kunt de cursor op de grafiek bewegen met behulp van de richtingtoetsen en de coördinaten van het punt onderin het scherm aflezen.
Om het optiemenu te openen van de grafiek waarop de cursor zich bevindt, druk je op ok.
De waardentabel voor de functie is te vinden in het tabblad Tabel. Er zijn twee manieren om er toegang toe te krijgen.
Eerste optie: vanaf het tabblad Uitdrukkingen.
De waardentabel wordt nu weergegeven.
Tweede optie: vanaf een willekeurig tabblad
De waardentabel wordt nu weergegeven.
Je kunt meerdere soorten elementen aan de lijst met uitdrukkingen toevoegen: functies, ongelijkheden, polaire krommen, kegelsneden, …
Er verschijnt een nieuw element in de lijst. Je kunt de uitdrukking ervan direct typen met het toetsenbord.
Je kunt ook een functie maken vanuit de Rekenen applicatie. Zie de sectie Variabelen.
Je kunt een uitdrukking uit de lijst wijzigen door deze te markeren en op ok te drukken.
De uitdrukking kan nu bewerkt worden.
Gebruik voor samengestelde functies de naam van de bestaande functie in de functie-uitdrukking. Een voorbeeld van een uitdrukking die ingevoerd kan worden: .
Je kunt het domein van een functie wijzigen.
Gebruik de template Punt of voeg een uitdrukking toe in de vorm (2,3)
om een punt te plotten.
Gebruik de template Lijst van punten of voeg een uitdrukking toe in de vorm {(2,3),(3,5)}
om een lijst met punten te plotten.
Het is ook mogelijk om een lijst met punten te plotten door gebruik te maken van een opgeslagen lijst of dataset uit de Regressie applicatie. zal bijvoorbeeld de punten plotten door de lijsten
X1
enY1
te gebruiken uit de Regressie applicatie.
Een inverse functie toe voegen kan door een uitdrukking toe te voegen die een functie is van . Bijvoorbeeld
Het is ook mogelijk om de inverse van een functie die al gedefinieerd is, grafisch weer te geven. Bijvoorbeeld als is gedefinieerd, is het mogelijk om de inverse grafisch weer te geven door de uitdrukking toe te voegen.
Om een stuksgewijs gedefinieerde functie te plotten kan er gebruik gemaakt worden van het template Stuksgewijs gedefinieerde functie. In dit template kunnen de gewenste uitdrukkingen en domeinen ingevuld worden.
Logische functies kunnen gebruikt worden in het domein veld van een stuksgewijs gedefinieerde functie. Deze zijn te vinden in de Logica sectie van de Toolbox.
De uitdrukking van een poolkromme dient het θ-symbool te bevatten, deze kan getypt worden met de toets x,n,t.
De uitdrukking van een parametrische kromme moet worden getypt als een kolomvector van grootte 2. De eerste coëfficiënt is de uitdrukking van x(t)
terwijl de tweede de uitdrukking van y(t)
is.
Voorbeelden van uitdrukkingen zijn beschikbaar in de pop-up die verschijnt wanneer de cel Element toevoegen wordt geselecteerd.
Voeg een ongelijkheid toe door het template Ongelijkheid te kiezen en vul vervolgens de gewenste uitdrukking in. Het is ook mogelijk om een ongelijkheid toe te voegen door de volgende symbolen te gebruiken:
<
: shift en vervolgens root>
: shift en vervolgens square≤
: Open de toolbox en selecteer ≤
≥
: Open de toolbox en selecteer ≥
Het “kleiner / groter dan of gelijk aan” symbool kan ook ingevoerd worden door eerst het
<
/>
symbool in te voeren en vervolgens het=
symbool.
Een uitgeschakeld element verschijnt in het grijs in de lijst met elementen. Je kunt de uitdrukking ervan nog steeds bewerken, maar de grafiek en de waardentabel worden niet weergegeven in de tabbladen Grafiek en Tabel.
Dezelfde procedure kan gebruikt worden om het element te heractiveren.
Het element verdwijnt vervolgens uit de lijst.
Het is mogelijk om de naam van een uitdrukking te wijzigen. Selecteer hiervoor de desbetreffende uitdrukking en druk op ok om vervolgens vanuit de bewerkingsbalk de naam aan te passen.
Bij het creëren van een nieuw element wordt deze automatisch een kleur toegewezen. Deze kleur kan echter veranderd worden.
Voor kegelsnede- of lijnuitdrukkingen is het mogelijk de parameters (excentriciteit, …) die horen bij een kegelsnede of de herleide vergelijking van een lijn te raadplegen.
Wanneer je de grafiek van een uitdrukking voor het eerst bekijkt, toont de geselecteerde curve automatisch interessante punten in het zwart. Interessante punten zijn onder andere maxima, minima, nulpunten en snijpunten.
Je kunt de cursor verplaatsen met behulp van de richtingtoetsen:
Wanneer je de cursor over de curve beweegt dan springt deze automatisch naar interessante punten en de legenda geeft aan wat voor soort punt dit is.
Om de instellingen van het weergave-venster te openen, selecteer je één van de opties onder het tabblad Grafiek en druk je op ok.
Je kunt kiezen uit drie opties: Auto, Assen en Navigeren.
Wanneer je in het grafiek-venster bent kun je op de toetsen plus en minus drukken om in/uit te zoomen.
Kies Auto om de automatische instelling van het grafiekvenster te gebruiken. Het venster past zich vervolgens aan de verschillende weergegeven functies aan en probeert de opmerkelijke punten van de verschillende curven weer te geven. Wanneer deze instelling staat ingeschakeld dan wordt het bolletje rechts van de naam geel aangevinkt. De instelling wordt automatisch gedeactiveerd wanneer het venster wordt gewijzigd, hetzij door een andere instelling te gebruiken, hetzij door het verplaatsen van het venster door de cursor over een curve te bewegen.
Voor het uitschakelen van deze instelling moet het gele bolletje uitgezet worden. Bijvoorbeeld wanneer je een nieuwe functie wilt toevoegen in hetzelfde venster. Daarvoor selecteer je Auto en druk je op ok. Het venster blijft dan hetzelfde en past zich niet langer aan bij het toevoegen of verwijderen van een functie.
In Assen kunnen de waarden van Xmin, Xmax, Ymin en Ymax ingevoerd worden die het gewenste weergave-venster bepalen. Bevestig door de knop Bevestig te selecteren en op ok te drukken.
Als de grafiek geen gelijke assen heeft, verschijnt er een ≠ symbool rechts van de Assen instelling om aan te geven dat de grafiek geen gelijke assen heeft. Een knop verschijnt vervolgens in de Assen instelling om de assen van de grafiek gelijk te maken.
Kies Navigeren voor toegang tot de interactieve venterinstelling op volledig scherm:
De cursor staat nu op het gewenste punt.
Je kunt ook direct op het toetsenbord de waarde van het x-coördinaat intypen om de cursor naar het gewenste punt te brengen.
Via het Vinden menu kun je het origineel vinden.
Je kunt de waarde van het hellingsgetal in een balk onder aan het scherm weergeven.
Doe hetzelfde als je de weergave van het hellingsgetal uit wilt schakelen.
Het Bereken-menu maakt het mogelijk om snijpunten, minima, maxima en nulpunten te identificeren, integralen en oppervlaktes tussen functies te berekenen en raaklijnen te tekenen met hun vergelijking. Daarnaast kun je de waarde van x vinden als y gegeven is.
Het Bereken-menu openen:
Gebruik de functie Origineel onder Vinden in het Bereken-menu om het origineel (de X-waarde) te vinden van een bepaalde Y-waarde. Vul de gewenste Y-waarde in en Bevestig.
De cursor bevindt zich nu op het origineel van de gewenste Y-waarde. Als er meerdere originelen bestaan voor de ingevulde Y-waarde, dan kunnen deze worden weergegeven door deze punten te selecteren met de rightleft knoppen.
Houd er rekening mee dat het origineel zich binnen het ingestelde venster moet bevinden.
De cursor gaat automatisch naar een punt waar de kromme snijdt met een andere kromme. Om van snijpunt naar snijpunt te springen binnen het venster, gebruik je de richtingtoetsen.
De cursor gaat automatisch naar een lokaal maximum / minimum van de functie. Om van maximum / minimum naar maximum / minimum binnen het venster te springen, gebruik je de richtingtoetsen.
De cursor gaat automatisch naar een punt waar de functie verdwijnt. Om binnen het venster van nul naar nul te springen, gebruik je de richtingtoetsen.
Je observeert de raaklijn van de curve op een punt. De vergelijking wordt gegeven in de legenda onderaan het scherm. Je kunt de richtingtoetsen gebruiken om andere raaklijnen te tekenen of typ direct de x-coördinaat van de raaklijn op het toetsenbord.
Als er meer dan één functie geplot is kun je de oppervlakte tussen deze curves berekenen:
Je kunt de waardentabel automatisch invullen met waarden van in een interval naar keuze. Er zijn twee manieren om dit te doen.
Eerste optie
De tweede optie
Wanneer je een cel selecteert uit de eerste kolom van de tabel (Kolom x), kun je handmatig een waarde van intypen met behulp van de numerieke toetsen op het toetsenbord. Zodra je je waarde in de cel hebt ingevoerd, bevestig je door op ok te drukken.
Je kunt een rij uit de tabel verwijderen door deze te selecteren en op del te drukken.
Exacte resultaten van een uitdrukking kunnen worden weergegeven in plaats van decimale resultaten:
Je kunt de kolom van de afgeleide functie in de tabel weergeven.
Om de kolom van de afgeleide functie te verbergen, doe je hetzelfde of selecteer je de naam van de afgeleide functie en druk je op ok om de opties van deze kolom te openen en niet meer weer te geven.