Na het openen van de Regressie applicatie kunnen gegevens in een tabel met twee kolommen worden ingevoerd. Maximaal drie datasets kunnen worden toegevoegd.
Wanneer de gegevens van de dataset zijn ingevoerd in de tabel op het tabblad Gegevens kan de bijbehorende puntenwolk worden weergegeven.
De puntenwolk die hoort bij de ingevoerde waarden wordt vervolgens weergegeven. De coördinaten van het geselecteerde punt worden weergegeven in de onderste balk, samen met de correlatiecoëfficiënt, r.
Wanneer de puntenwolk wordt weergegeven kan er een regressiemodel worden toegevoegd.
Nadat je je data in de tabel in het tabblad Data hebt ingevoerd, kun je de statistische waarden weergeven: gemiddelde, standaardafwijking, mediaan,…
Je ziet dan de tabel met statistische waarden.
Het is mogelijk om een waarde uit de tabel te verwijderen door een cel in die rij te selecteren en op del te drukken.
Het is mogelijk om de inhoud van een cel te wijzigen door deze te selecteren en een nieuwe waarde te typen met het toetsenbord.
Wanneer beide waarden van dezelfde rij worden verwijderd dan verdwijnt de rij uit de tabel.
Alle waarden in een kolom van de tabel kunnen in één keer verwijderd worden.
Het is ook mogelijk een kolom te verwijderen door de naam van die kolom te selecteren (bijvoorbeeld het vakje
X1
boven de kolom) en op del te drukken. Of door op shift en dan del te drukken op een willekeurige cel in de desbetreffende kolom.
Een kolom van de datatabel vullen kan met behulp van een formule.
X1/2
in te voeren zodat kolom Y1 wordt gevuld met de waarden van X1 gedeeld door 2.Hoofdletters kunnen worden ingevoerd door op shift te drukken, dan op alpha en vervolgens op de hoofdletter die weergegeven moet worden.
De formule kan bewerkt worden door de optie Vul met een formule nog een keer te selecteren.
Het is mogelijk om een lijst van de tabel oplopend te sorteren. Deze sortering heeft ook effect op de waarden in de bijbehorende kolom (X of Y).
Om te sorteren selecteer je de naam van de kolom die je wilt sorteren. Klik op ok om de kolomopties te openen. Selecteer in de kolomopties Sorteer waarden oplopend en bevestig met ok.
Het is mogelijk om het gebruikte regressiemodel te wijzigen. De beschikbare regressiemodellen zijn:
Je kunt de cursor verplaatsen met behulp van de vier richtingtoetsen:
Om de instellingen van het weergave-venster te openen, selecteer je één van de opties onder het tabblad Grafiek en druk je op ok.
Je kunt kiezen uit drie opties: Auto, Assen en Navigeren.
Wanneer je in het grafiek-venster bent kun je op de toetsen plus en minus drukken om in/uit te zoomen.
Kies Auto om de automatische instelling van het grafiekvenster te gebruiken. Het venster past zich vervolgens aan de verschillende weergegeven regressies aan en probeert de opmerkelijke punten van de verschillende regressies weer te geven. Wanneer deze instelling staat ingeschakeld dan wordt het bolletje rechts van de naam geel aangevinkt. De instelling wordt automatisch gedeactiveerd wanneer het venster wordt gewijzigd, hetzij door een andere instelling te gebruiken, hetzij door het verplaatsen van het venster door de cursor over het scherm te bewegen.
Voor het uitschakelen van deze instelling moet het gele bolletje uitgezet worden. Bijvoorbeeld wanneer je een nieuwe functie wilt toevoegen in hetzelfde venster. Daarvoor selecteer je Auto en druk je op ok. Het venster blijft dan hetzelfde en past zich niet langer aan bij het toevoegen of verwijderen van een functie.
In Assen kunnen de waarden van Xmin, Xmax, Ymin en Ymax ingevoerd worden die het gewenste weergave-venster bepalen. Bevestig door de knop Bevestig te selecteren en op ok te drukken.
Als de grafiek geen gelijke assen heeft, verschijnt er een ≠ symbool rechts van de Assen instelling om aan te geven dat de grafiek geen gelijke assen heeft. Een knop verschijnt vervolgens in de Assen instelling om de assen van de grafiek gelijk te maken.
Kies Navigeren voor toegang tot de interactieve venterinstelling op volledig scherm:
Het Regressie menu is beschikbaar op de balk onder de tabbladen. Alle instellingen of berekeningen die gedaan kunnen worden met de ingevoerde data kunnen in dit menu worden gevonden.
Na het creëren van een puntenwolk kan een regressiemodel worden toegevoegd.
De functie van het regressiemodel kan nu gebruikt worden in andere applicaties vanuit het var menu.
Na het toevoegen van een regressiemodel zijn de bijbehorende regressievergelijking, correlatiecoëfficient (alleen voor lineaire modellen) en determinatiecoëfficient beschikbaar.
Deze gegevens zijn beschikbaar in het menu Regressie.
Je kunt op de regressielijn zoeken naar een specifiek punt, als je de x- of de y-coördinaat ervan weet; dat wil zeggen dat je een waarde van kunt voorspellen gegeven en een waarde van gegeven .
De cursor is naar het gewenste punt verplaatst. Je kunt de coördinaten van dit punt onderaan het scherm aflezen.
Het is mogelijk om het gebruikte regressiemodel te wijzigen. De beschikbare regressiemodellen zijn:
ax + b
of a + bx
)a*b^x
of a*e^(bx)
)Het Regressie menu maakt het ook mogelijk om het residuele plot weer te geven in het geval van een lineaire regressie.
Het is ook mogelijk om een regressiemodel te verwijderen om weer terug te keren naar een eenvoudige puntenwolk.
Het tabblad Stats geeft de statistische variabelen weer die zijn berekend met behulp van de gegevens van het tabblad Gegevens: